Ik grinnik. Terwijl ijzige regendruppels als spelden in mijn gezicht prikken, grinnik ik. Ik denk aan mijn besluit van drie en een half jaar geleden: tijdens een van mijn vele hardlooprondjes vroeg ik me af waarom ik het eigenlijk deed, dat hardlopen. Oké, het was praktisch, want je hebt er niets voor nodig. En het was efficiënt, want je kunt meteen beginnen als je je huis uitstapt. Maar vond ik het leuk? Nee! Zelfs niet voor die ene keer in de week dat ik liep. Dus op een dag medio 2016 nam ik me voor niet meer te moeten hardlopen van mezelf. Ik besloot te stoppen. Er gleed echt iets van me af: niet meer hoeven hardlopen! Weet je wat er gebeurde? Ik ging méér hardlopen. Niet omdat het moest, maar omdat ik er zin in had.

Vrije wil

Misschien denk je nu: goh, da’s bijzonder. Maar eigenlijk is het een natuurlijk proces. Ga maar eens na. Wanneer is de laatste keer dat jij iets MOEST op je werk. Iets waarvan je baas had gevraagd om op te lossen, op te pakken of uit te zoeken. Het voelde alsof je geen keuze had. Waarschijnlijk voelde je veel weerstand: ‘waarom moet IK dat doen?’ of ‘waarom móet het?’. Of misschien voelde je (prestatie)druk: ‘ik kan geen nee zeggen’ of ‘ik moet het dan wel goed doen’. En zeg nu eens eerlijk: heb jij de kwaliteit geleverd die je geleverd zou hebben als je een keuze had gehad? Als je uit vrije wil had mogen kiezen voor die klus? Waarschijnlijk niet, want als je iets niet wil maar wel moet, dan ga je je er snel vanaf maken. Of je begint te laat. Of de weerstand of de angst in jezelf belemmert de weg naar de beste, snelste, creatiefste oplossing.

Stel nou eens …

Stel nou eens, dat je baas je een keuze had gegeven in plaats van een opdracht En had gezegd: ‘Ik zoek iemand voor deze klus die we te klaren hebben’. Dan was het jouw eigen vrije wil geweest om die klus aan te nemen. Dan had je er misschien wel zin in gehad om er even iets bij te doen. In jezelf was alle ruimte geweest om creatief  te worden omdat je in alle vrijheid had kunnen werken. Je zou niet tegengehouden zijn door ‘ik moet dit doen’ of ‘het moet wel goed’. Je was begonnen en had geshined…

Dry January

Zo werkt het ook met goede voornemens: moest je ze maken van jezelf? Dan was of is het een lijdensweg. Dan voel je het ‘moeten’ iedere dag. Waarschijnlijk heb je dan al ‘gezondigd’ of was of is het heel moeilijk om dat te voorkomen. Maar op het moment dat er een diep verlangen in jou is geweest om iets écht te veranderen, dan is er ruimte ontstaan. Dan voelde je een soort opluchting, bevrijding op het moment dat je dat voornemen maakte. Dan werd je er blij van en ging je met plezier je stap zetten. Waarschijnlijk heb je dat voornemen ook niet gemaakt op 1 januari, maar op een heel ander moment in het jaar. Op het moment dat jij er vanaf wilde en er klaar voor was om dat ook echt te gaan doen.

Ik begrijp, wil of kan het niet

Net zo moeilijk als het voor jou is, is het ook voor je kind. Als jij je kind iets oplegt, bijvoorbeeld opdrachten geeft (ruim je schoenen op, we gaan nu weg), dan is dat voor je kind heel moeilijk te volgen. Je kind voelt ook weerstand (ik wil dit niet) of onbegrip (ik begrijp het niet). Of misschien is je kind wel bang dat hij/zij helemaal niet aan jouw regel kan voldoen (ik kan het niet). In ieder geval word je kind belemmerd in het opvolgen van jouw opdracht of regel. En net zoals bij jou op je werk, komt er niet (of pas na veel moeite) het beste resultaat uit. Want jij raakt geïrriteerd omdat je kind niet naar je luistert, dwars doet of niet in actie komt. Waardoor je kind nog meer in de weerstand gaat of je slaafs gaat gehoorzamen.

Wil je het anders?

Het kan anders. En de sleutel daarvoor ligt in jouw communicatie. Het is net zoals op je werk: als iets je vriendelijk wordt gevraagd waarbij jij het gevoel hebt, dat er een keuze is, dan ben je bereidwilliger om iets voor een ander te doen. Zo werkt het ook bij je kind.

Vraag jezelf af:

  • Welke regels in huis zijn écht belangrijk?

    Stiekem zijn dat alleen die zaken die voor onveiligheid zorgen. Een jas aan een haakje hangen is dat niet. Dat is een algemene omgangsvorm die je kind allang kent. Let maar op: bij oma of een vriendje hangt hij of zij de jas wel netjes op. Bovendien ziet hij of zij het jou ook steeds netjes ophangen, dus die ‘regel’ zit er echt wel in. Waarschijnlijk had je kind haast of is het haakje niet fijn, of de lus van de jas te krap. Vraag het eens na. Wees oprecht geïnteresseerd. En los het samen op.
    Of …. laat het gaan: laat die jas lekker op de grond liggen. Hoe erg is het helemaal? Is er ooit iemand over uitgegleden? Vast niet! (En als dat wel zo is: dan heeft diegene iets heel belangrijks geleerd: nooit op jassen lopen, want dat kan glad zijn. Dus top!).
    Hoe zou het voor je zijn als je niet de hele dag hoeft te commanderen of mopperen over tassen, schoenen, snoeppapiertjes, beeldtijd, etc … Zodat je weer ziet wat je kind allemaal wel ‘goed’ doet en je kind zich weer gezien voelt? En jij ook weer positiever de dag doorkomt? En weet je: waarschijnlijk hangt die jas na een paar dagen dan ineens wél op het haakje. 

  • Hoe kun je hetzelfde bereiken met andere woorden?

    In de waan van de dag, ligt een ‘commando’ al snel op de loer: ‘dek de tafel’, ‘ruim je schoenen op’. Hoe zou het voor je zijn als je niet een opdracht geeft, maar een vraag stelt: ‘Het eten is over vijf minuten klaar. Kun jij voor een gedekte tafel zorgen?’. Voel je het verschil? Fijn hè?! Accepteer dan wel een ‘nee’ als die komt. En achterhaal wat het probleem is: wil je kind niet, weet je kind niet hoe hij of zij dat moet doen, of is je kind (net als jij!) nog met iets bezig waardoor je kind het nu niet voor je kan doen. En bespreek samen hoe jullie dan toch over vijf minuten kunnen eten. Want het is een gezamenlijk belang. Misschien kunnen 5 minuten wel 7 minuten worden en kan je kind het dan wel doen? Of doen jullie allebei een deel van de tafel. En reflecteer dan op jezelf: wat kan jij doen om het morgen soepeler te laten verlopen? Bijvoorbeeld om dan al een half uur van te voren te vragen om een gedekte tafel. Of vraag je kind hoe dat morgen het beste anders kan.

  • Blijf het voorbeeld geven

    Als jouw baas je continu met extra opdrachten lastig valt, dan krijg je daar flink de balen van. Je respect voor de ander daalt. Zo is het ook met je kind. Als jij continu geen rekening houdt met de behoeften of wensen van je kind, dan is dàt het voorbeeld dat je geeft aan je kind. Dus krijg je een kind dat ook geen rekening met jou houdt. Respect dwing je niet af, maar leef je juist voor. Door het goede voorbeeld te geven. Dat geldt voor je daden (zelf wel de jas op het haakje blijven hangen en je schoenen bij binnenkomst aan de kant zetten 😉). Maar dat geldt ook voor je communicatie: opdrachten of eigenlijk commando’s wekken weerstand op. Vragen en behoeftes uitwisselen niet. Let er de komende tijd eens extra op hoe je communiceert met je kind. Van welke zinnen die jij tegen je kind zegt, zou jij niet blij worden als je baas ze tegen jou zou zeggen? Hoe zou jij het willen en probeer dat eens uit bij je kind.

Kortom: kijk eens waar je het ‘moeten’ uit je eigen leven kan halen. En dus ook uit het leven van je kind. Ont-moet en ontmoet je kind!

 

leonie