‘Ja hoor, ik heb mijn tanden gepoetst’ zegt je kind terwijl de tandenborstel droog is. ‘Nee hoor, ik heb geen chocolade gegeten’, terwijl haar tong bruin is. ‘Dit geld heb ik zomaar gevonden op straat’, terwijl jij naar een leeg collectegeldbakje zit te kijken. Zomaar wat voorbeelden van leugentjes die je kan herkennen van je kinderen. Als het de eerste keer gebeurt, lach je er waarschijnlijk om. Maar als het vaker gebeurt, dan geeft het je een vreselijk gevoel. En je bent bang dat je kind een leugenaar aan het worden is.

Ik word niet boos, als je het eerlijk zegt

Je wil zo graag dat ze eerlijk zijn. Dat zeg je ook altijd tegen ze. En nu weet je zeker dat het niet zo is. Je snapt dat ze niet willen dat jij ontdekt wat ze stiekem hebben gedaan, maar je wil vooral een eerlijk kind. Dus zeg je dat je niet boos wordt als ze het eerlijk tegen je zeggen, maar eigenlijk voel je al dat je ze hebt beschuldigd. En je vraagt je af: waarom wil ik het van hun horen, terwijl ik toch al weet dat ze gelogen hebben?
Wat is dat toch, dat we liegen zo slecht kunnen verdragen als ouder?
En hoe kun je er anders tegenaan kijken, waardoor het makkelijker wordt?

Wat doe je zelf?

Liegen gaat over eerlijk of niet eerlijk zijn. We willen vooral graag dat een ander eerlijk is, want dan weet je dat je die ander kan vertrouwen. Zelf zijn we allesbehalve eerlijk. Onze weken zijn doorweven met leugentjes om bestwil, halve waarheden en onuitgesproken zaken. Dat compliment over dat nieuwe jurkje van die collega dat je haar eigenlijk niet vindt staan, het naar boven afronden van je salaris bij die sollicitatie, het wegwuiven van spanning of pijn en zeggen dat het prima met je gaat. En last but not least: je kinderen jarenlang in Sinterklaas laten geloven.

Intentie

Gek hè, we liegen zelf best veel, maar dat ervaren we als minder erg dan als onze kinderen dat doen. Wat maakt dat dat zo is? Het heeft te maken met de intentie: als je zelf liegt of de halve waarheid zegt, ben je je heel erg bewust van de goede intentie waarmee je dat doet: je wil de ander niet kwetsen. Het belang van eerlijk zijn, weegt niet op tegen de verwachtte beschadigde relatie.

Liegen: belazeren of beschermen?

Als een ander tegen jou liegt, ervaar je alleen de leugen. Van de intentie van je kind ben je je niet bewust. In ieder geval, je bent er niet zeker van. Dus ben je onzeker. En als je onzeker bent, durf je niet meer op je gevoel te vertrouwen. Het gevoel dat maakt dat jij je beseft dat je kind niet liegt om oneerlijk te zijn. Maar dat je kind liegt om jou geen naar gevoel te geven. Je kind is op zoek naar vrijheid of een verlangen. En kan dat (nog) niet bespreekbaar maken. Omdat je kind dat nog niet heeft geleerd, of omdat je kind bang is voor een begrenzend antwoord. Je kind wil vrij zijn om te doen wat hij of zij wil, zonder jou van streek te maken. Ze willen je dus helemaal niet belazeren of niet naar je luisteren. Ze zoeken een weg om zelf eigen keuzes te kunnen maken, zonder jou. Het liegen is een signaal dat zij klaar zijn voor een nieuwe stap in hun ontwikkeling, eentje van meer vrijheid en zelfbeschikking. En daar willen ze jou zo min mogelijk mee belasten.

Vreugdedansje

Dus maak weer een vreugdedansje, als je kind de volgende keer liegt. Want je kind communiceert aan jou dat het groeit. En dat is toch wat we als ouder willen? Dat onze kinderen steeds meer zelfstandig kunnen? Benoem meteen de behoefte achter de leugen. In het voorbeeld van het ‘gevonden’ geld: ‘ah, jij wil graag geld hebben, zodat je zelf iets kan gaan kopen’. Dan heb je met je kind het juiste gesprek. En als jullie daar op een fijne manier uitkomen, dan zal het nooit weer gebeuren. Want je kind voelt zich gehoord en gezien in zijn of haar behoefte. Terwijl jij toch kaders kan geven. Hoe mooi is dat?!

——-

Tot slot

Toen ik deze blog aan het schrijven was, realiseerde ik me dat de eerste twee voorbeelden van leugens een gevolg zijn van vragen van de ouder. Controlevragen wel te verstaan. Bijvoorbeeld bij het naar bed brengen: ‘heb je je tanden gepoetst?’ en je kind ‘Ja hoor, ik heb mijn tanden gepoetst’. Als je die vraag iedere avond stelt, terwijl je kinderen al een x aantal jaar keer 365 dagen hun tanden zelf poetsen, vraag je dan af of je die vraag echt wel moet stellen. Of je de leugen niet zelf uitlokt. Want eigenlijk communiceer je ermee: ‘jij bent niet slim genoeg om zelf iedere dag na te denken dat je je tanden moet poetsen. Zelfs niet na x jaar keer 365 dagen tandenpoetsen’.

Loslaten

Dan is het tijd om los te laten en af en toe eens een waarneming te benoemen: ‘het valt me op dat er veel geel spul op je tanden zit. Wil je dat?’. Zo geef je je kind meer ruimte om zelf na te denken en zelf verantwoordelijkheid te nemen. Want controlevragen zijn eigenlijk verkapte opdrachten waarmee je bereikt dat je kinderen niet meer zélf nadenken, maar in de afwachtende houding gaan zitten en afhankelijk worden van andermans vragen.
Dat wens je je kind niet toe, toch?

 

leonie