Zuchtend had ze bij mij op de bank gezeten. Het was de tweede week na de zomervakantie en ze was het nu al zat: dat ochtendgedoe. Haar man is vaak vroeg weg, waardoor het ochtendritueel met hun zoon en twee dochters door de week eigenlijk altijd op haar neerkwam. Met twee van hen liep het ’s ochtends lekker, maar met de ene dochter niet. Die was niet vooruit te branden. Niets deed ze uit zichzelf. Bij àlles moest moeder haar aanjagen: opstaan, aankleden, eten, schoenen en jas aantrekken … En wat zij of de andere kinderen ook probeerden, het lukte niet. ‘Hoe krijg ik haar in beweging?!’ vroeg ze zich vertwijfeld af.

Het is natuurlijk hartstikke vervelend als één van de kinderen het tempo voor de rest van het gezin bepaalt. Het maakt dat de lol er al snel af is, als je iets wil ondernemen, maar ook dat alle aandacht uitgaat naar het kind dat langzaam is. Hoe keer je het tij?

Hoe lang is dit patroon al zo?

Weet je eigenlijk hoe lang dit al zo gaat? Is dat iets van de laatste maanden of is het nooit anders geweest? Kijk in het eerste geval eens naar de verschillen: wat is er veranderd? Wat doe jij sindsdien anders en wat is er anders bij je kind of in het gezin? Bracht je partner vroeger (vaker)? Ging een kind nog niet naar school? Had jij voorheen ’s ochtends minder haast? Had je toen minder stress? Is het patroon nooit anders geweest, analyseer dan eens wat er gebeurt. Wat kan jijzelf aan het patroon of aan het systeem veranderen, waardoor het anders gaat?

Self fulfilling prophecy

Kijken wat er precies gebeurt, begint al bij het wakker worden van jezelf. Want hoe word jij wakker? Word jij vrolijk wakker op maandagochtend of denk je stiekem in een split second dat het vast weer een gedoe gaat worden? Daardoor sta je niet zo vrolijk op als je bent en dat straal je uit. De kinderen voelen en zien dat ook, waardoor de kans toeneemt dat het vandaag niet gaat lukken om relaxt naar school te gaan. En dat wordt dan waarheid.

Irritatie

Hoe gaat het verder als je bent opgestaan? Wie zegt wat wel of niet en wie doet wat wel of niet? Waarschijnlijk vraag jij je kind om op te staan, krijg je weinig reactie of duurt het lang. Bij jou begint dan de irritatie -heel begrijpelijk- al op te lopen. Je kind voelt dat ook en krijgt nog minder zin om mee te werken. Je kind ziet het probleem waarschijnlijk ook niet: jij bent er iedere dag om hem of haar aan te manen. Zo gaat het al jaren en je kind weet niet beter. Je kind zit in een systeem dat voor hem of haar ‘normaal’ is. Je kind heeft géén idee dat het anders kan en weet al zeker niet hóe zij of hij dat moet doen, terwijl zij of hij dat nog nooit zo (als de andere kinderen) heeft gedaan. Je kind vraagt zich oprecht af of zij/hij dat wel kan.

Probleem overnemen

Ondertussen is je kind uit bed en draalt bij het aankleden. En voor je het weet, ben jij je kind aan het aankleden en heb je het probleem overgenomen. Indirect communiceer je daarmee naar je kind: ‘jij kan het niet zelf’ en bereik je niet wat je had willen bereiken: beweging bij je kind.

Geduld verliezen

Of je gaat niet helpen, maar verliest je geduld: je gaat commanderen (‘schiet nou eens op’) of je word boos (‘trek verdorie gewoon die kleren aan’). Je kind voelt zich kleiner en kleiner worden en snapt niet waarom hetzelfde gedrag als iedere dag telkens weer leidt tot gedoe en boosheid. En denkt dat hij of zij slecht is, want alleen hij of zij krijgt die opdrachten en die boosheid naar zich toe. Je kind verlamt.

Beschermbubbel

En dan, als het aankleden is gelukt, dan is het eten een drama en moeten er nog haren gedaan worden waar eigenlijk geen tijd meer voor is, Moeten tassen gepakt, gymspullen gezocht. Dan zijn de juiste schoenen nog kwijt en hangt de jas ook niet op zijn plek. De sfeer is inmiddels al zo verpest dat je kind nergens meer toe in staat is. Die zit in zijn of haar ‘beschermbubbel’ en kan niet meer handelen. De andere kinderen trekken zich terug en staan stil bij de deur te wachten of schieten juist toe in de rol van helpers. Om maar zo snel mogelijk uit de nare sfeer te zijn en op tijd op school te kunnen komen. Want zij waren wel ruim op tijd klaar. Uiteindelijk vertrekken jullie gehaast en bedrukt naar school. Zo had je niet willen starten …

 

Hoe dan wel?

En dan is er dus precies gebeurd, wat je niet had gewild. Wat je zó graag had willen voorkomen. Dat is niet raar of slecht van je, maar heel logisch. De aandacht is vanaf het moment van opstaan gegaan naar het gedrag dat je niet wilt. Het héle gezin is daar op gefocust geweest. Terwijl je eigenlijk het gedrag van de andere kinderen wil zien bij je ene kind. Maar daar is geen aandacht naar uit gegaan. Moet je dan je kinderen gaan vergelijken? Nee, zeker niet, want dat drukt jouw ‘langzame’ kind nog verder de put in. Wel kun je je aandacht omdraaien:

1. Sta eens bewust op met het idee dat het vandaag gaat lukken

Sta eens bewust op met het idee dat het vandaag gaat lukken om in een fijne sfeer op tijd te vertrekken. Houd vast aan het vertrouwen in jezelf en vertrouw je kind dat die het ook niet expres doet. Vandaag gaat het gewoon lukken! Ook dat is self fulfilling prophecy, maar dan positief!

2. Geef complimenten geven aan ieder kind dat iets heeft gedaan

Geef een compliment aan ieder kind dat iets heeft gedaan: opgestaan, aangekleed, gegeten, klaar staan. Dus óók aan je kind dat langzaam is. Je besteedt geen aandacht aan het dralen, maar geeft een compliment als je kind klaar is met een stap, hoe lang die dan ook heeft geduurd.

3. Maak de stappen voor het dralende kind klein

Vraag de avond van te voren af welke stap voor hem / haar het makkelijkste is om zelf te kunnen en wat het doel is (meteen opstaan als de wekker is gegaan, zelf of sneller aankleden, zelf twee boterhammen smeren of sneller eten). Vraag ook wat je kind daarbij van jou nodig heeft (dat je haar of hem helpt herinneren morgenochtend). En vertel je kind dat je op de rest niet zal letten. Complimenteer als het klaar is. Laat de rest, dat gewoon weer langzaam gaat, rusten. Dat is ontzettend moeilijk, maar alleen als de negatieve lading ervan af gaat, kan je kind ook daadwerkelijk gaan geloven dat zij of hij net zo kan zijn als haar of zijn broertjes en zusjes. Als die ene stap een paar dagen goed gaat, vraag je kind dan of er nóg een stap bij kan. Zo houd je het overzichtelijk voor je kind, pas je je aan aan het tempo dat je kind aankan én maak je je kind verantwoordelijk voor haar of zijn eigen proces.

4. Laat de kinderen die op tijd klaar zijn, ook op tijd gaan

Erken het gedrag wat je eigenlijk wilt zien, door de kinderen die op tijd klaar zijn, alvast te laten gaan. Kunnen die kinderen eigenlijk nog niet zelfstandig naar school, laat ze met een vriendje/vriendinnetje uit de buurt meegaan. Of splits je op: de ene ouder vertrekt op tijd met de kinderen die klaar staan en de ander wacht rustig tot het dralende kind klaar is en vertrekt dan pas naar school.

Misschien kom je dan te laat. Maak er geen punt van op dat moment. Kijk alleen hoe je kind daarop reageert. Veel kinderen vinden het namelijk helemaal niet fijn een klas in te moeten komen waar iedereen al bezig is. Vraag dat gevoel uit nà school en vraag wat je kind de volgende dag anders gaat doen. Vind je kind het niet erg dat zij/hij te laat was? Vertel je kind dan dat er een wet is die zegt dat ieder kind school moet volgen. En dat zij/hij en jij zich daaraan moeten houden. Bespreek dan hoe je kind denkt morgen wél op tijd klaar te staan (stap 3).

En die moeder?

Met nieuwe energie ging de moeder uit mijn verhaal naar huis. En terwijl zij en haar man thuis verandering inzetten, ging ik in de praktijk met hun dochter aan het werk. Bij hun dochter speelde het ochtendritueel helemaal niet. Daar had zij helemaal geen last van. Zij zat met iets heel anders. Door haar te begeleiden dàt op te lossen, kreeg ze meer zelfvertrouwen. En met het groeien van haar zelfvertrouwen kreeg ze stap voor stap ook grip op het ochtendritueel. En ontdekte ze dat ze zich wél zelf kon aankleden. Nee, ze kon zich niet alleen zelf aankleden, ze wilde zichzelf aankleden! Het meisje wat bij mij in de praktijk kwam, was een andere dan die de praktijk na een paar weken verliet. En datzelfde gold voor haar moeder: “Ik ben zo blij dat het [red: ochtendritueel] nu anders loopt. Natuurlijk is het niet altijd koek en ei, maar het kost me niet meer zoveel energie. Ik kan het bij haar laten en blijf mezelf focussen op wat wél goed gaat”.

 

 

      leonie

 

NB: bovenstaande tips werken alleen als je kind in zijn algemeenheid traag is met opstaan, aankleden of ergens heen gaan. Dus niet alleen als zij of hij naar school moet. Is je kind traag omdat het niet lekker in zijn of haar vel zit op school, dan werken bovenstaande tips niet. Deze tips zijn gericht op het stimuleren van zelfstandigheid. Draalt jouw kind ’s ochtends alleen als zij of hij naar school moet en komt je kind ongelukkig uit school thuis? Voel je vrij om me te vragen wat je dan kan doen.

P.S: meer tips over ontspannen ochtenden lees je in deze blog die ik eerder schreef over dat onderwerp.